Ik heb een tijdje een beetje ver weg van mijn werk gewoond. Nou een beetje….zo’n 180 kilometer, van oost naar west, enkele reis! Dit deden wij omdat je betaalbare woningen vindt in het oosten van ons landje en betaalbaar werk in het westen. Dit alles gezien in het licht van onze woningwensen: een groot stuk grond met daarop een voormalige boerderij in een redelijke staat. Snobs noemen dit tegenwoordig een boerderette en wij nu ook.
Ik ging niet elke dag op en neer, want ik bleef per week twee keer overnachten in de plaatselijke jeugdherberg. En dat op mijn leeftijd, maar het was een goede oplossing. In ieder geval moest ik elke maandagmorgen en dondermorgen vroeg uit de veren om op tijd op mijn werk te zijn. Eigenlijk om de files voor te zijn. Ik reed dan om vijf uur s’morgens weg. Vroeg zult u zeggen? Valt mee, alleen heb ik altijd drie kwartier nodig voor mijn ochtendritueel en dan moet ik zeggen dat het s’winters niet meevalt om kwart over vier opstaan. Nog erger is als de zomertijd net is ingegaan, dan is het eigenlijk kwart over drie als je koffiepot aanzet. Maar goed, een beetje op tijd onder de wol en het lukt wel weer. Dat barbaarse vroege opstaan, dan kon ik nog wel aan wennen. Aan mijn medeweggebruikers op dit vroege uur kon ik niet wennen. In het oosten kennen ze ternauwernood files en zijn ze al apetrots als ze een keer per jaar in de verkeersinformatie worden genoemd omdat er in de buurt van Ter Apel een paar auto’s stilstaan. Maar het gebrek aan files heeft ook zijn nadelen: je kunt zo hard rijden als je wilt. En dat doen ze dan ook die oosterlingen, keihard. Alsof je op de Duitse autobahn tussen de toerende Porcheclub bent verzeild geraakt. Laat mij u vertellen……
Om vijf uur exact in de ochtend sluit ik het hek van mijn oprijlaan. Ja, ja, ik heb een echte oprijlaan met hek op de boerderette. Dat kan in Drenthe nog voor weinig geld.
De eerste twee kilometer is een landweggetje, waar geen twee auto’s naast elkaar kunnen, zodat je bij een tegenligger allebei de berm in moet. Op dit tijdstip zijn er geen tegenliggers, dus dat rijdt wel lekker. Daarna zo’n minuut of tien door enkele dorpjes heen. Op sommige plekken mag je maar 30 km per uur, maar dat schiet niet op als je nog 175 km voor de boeg hebt, dus dat doe ik niet. Volgens mij hoeft het ook niet s’nachts en geldt dat alleen overdag. In ieder geval kom ik geen kip tegen en zie alleen maar hier en daar een lampje aangaan, waarschijnlijk van iemand die even naar toilet moet. Als ik de dorpjes achter mij heb gelaten kom ik op de provinciale weg, zo’n weg B-
Gelukkig gaan we nu de echte snelweg op. In ieder geval begint het met een A en heeft vier rijbanen. Ook daar vrachtauto’s maar daar let je niet meer op omdat je al je ogen nodig hebt voor een nieuwe categorie weggebruiker. Het is half zes en de monsterbusjes komen op de weg. Rijen busjes, afgeladen met slapende metselaars, timmerlui en stratenmakers, met hun wang tegen het raam geplakt en een shaggie dat uit is gegaan, in hun mondhoek. U kent ze wel, spiksplinternieuwe Mercedes Vito bus, stinkend smerig, met aan het stuur een monster. Deze busjes hebben de merkwaardige en nare technische eigenschap dat ze alleen maar 165 km uur kunnen. Waar dan ook. Het monster achter het stuur heeft dan ook de grootste moeite de bus in bedwang te houden. In de bijzondere gevallen dat ik eens op de linkerrijbaan zit, zijn ze wel zo vriendelijk om je met lichtsignalen te attenderen op het feit dat ze er aan komen en dat ze er niets aan kunnen doen dat ze zo hard rijden. Ik ga dan maar weer aan de kant. Het is zes uur. Ik zit nog steeds op de A-
Dit alles duurt ongeveer drie kwartier en dan wordt het pas echt feest. De secretaresses gaan op pad naar hun werk. Ineens tussen al die idioten die veel te hard en te dicht achter elkaar rijden verschijnen de Ford K’s. De dames hebben geen flauw benul dat er nog andere mensen op de weg rijden en komen zwierig de snelweg op. Vloekende stropdassen, toeterende vrachtauto’s en monsters met alle middelvingers omhoog kunnen de dames niet deren. De laatste hand aan het make-
Ik ben inmiddels verhuisd. Naar een huis in het westen, twintig kilometer van mijn werk. Ik doe er nu ook twee uur over om naar mijn werk te komen, maar de meeste tijd sta ik stil. Net als de vrachtauto’s, monsterbusjes, de Ka’s en stropdassen. Allemaal komen we stilstaand waar we zijn moeten. Het scheelt geen tijd en het scheelt geen stress, maar het gaat wel allemaal wat rustiger.
©Ghans Dorrebrein