donderdag 8 juni 2017

Medewegmisbruikers

       
        Ik heb een tijdje een beetje ver weg van mijn werk gewoond. Nou een beetje….zo’n 180 kilometer, van oost naar west, enkele reis! Dit deden wij omdat je betaalbare woningen vindt in het oosten van ons landje en betaalbaar werk in het westen. Dit alles gezien in het licht van onze woningwensen: een groot stuk grond met daarop een voormalige boerderij in een redelijke staat. Snobs noemen dit tegenwoordig een boerderette en wij nu ook.        
       
Ik ging niet elke dag op en neer, want ik bleef per week twee keer overnachten in de plaatselijke jeugdherberg. En dat op mijn leeftijd, maar het was een goede oplossing. In ieder geval moest ik elke maandagmorgen en dondermorgen vroeg uit de veren om op tijd op mijn werk te zijn. Eigenlijk om de files voor te zijn. Ik reed dan om vijf uur s’morgens weg. Vroeg zult u zeggen? Valt mee, alleen heb ik altijd drie kwartier nodig voor mijn ochtendritueel en dan moet ik zeggen dat het s’winters niet meevalt om kwart over vier opstaan. Nog erger is als de zomertijd net is ingegaan, dan is het eigenlijk kwart over drie als je koffiepot aanzet. Maar goed, een beetje op tijd onder de wol en het lukt wel weer. Dat barbaarse vroege opstaan, dan kon ik nog wel aan wennen. Aan mijn medeweggebruikers op dit vroege uur kon ik niet wennen. In het oosten kennen ze ternauwernood files en zijn ze al apetrots als ze een keer per jaar in de verkeersinformatie worden genoemd omdat er in de buurt van Ter Apel een paar auto’s stilstaan. Maar het gebrek aan files heeft ook zijn nadelen: je kunt zo hard rijden als je wilt. En dat doen ze dan ook die oosterlingen, keihard. Alsof je op de Duitse autobahn tussen de toerende Porcheclub bent verzeild geraakt. Laat mij u vertellen……        
       
Om vijf uur exact in de ochtend sluit ik het hek van mijn oprijlaan. Ja, ja, ik heb een echte oprijlaan met hek op de boerderette. Dat kan in Drenthe nog voor weinig geld.        
       
De eerste twee kilometer is een landweggetje, waar geen twee auto’s naast elkaar kunnen, zodat je bij een tegenligger allebei de berm in moet. Op dit tijdstip zijn er geen tegenliggers, dus dat rijdt wel lekker. Daarna zo’n minuut of tien door enkele dorpjes heen. Op sommige plekken mag je maar 30 km per uur, maar dat schiet niet op als je nog 175 km voor de boeg hebt, dus dat doe ik niet. Volgens mij hoeft het ook niet s’nachts en geldt dat alleen overdag. In ieder geval kom ik geen kip tegen en zie alleen maar hier en daar een lampje aangaan, waarschijnlijk van iemand die even naar toilet moet. Als ik de dorpjes achter mij heb gelaten kom ik op de provinciale weg, zo’n weg B-snelweg, maar dan met een N. De hemel mag weten waarom…..een N. In ieder geval mag je hier honderd kilometer per uur en dat is prettig snel. Ik druk hem voorzichtig naar de 110 km, want volgens mij heb je 10% speling bij snelheidcontroles. Maar dan gebeurt het: een vrachtauto voor je. En nooit houden die lui zich aan de snelheid, maar nu en op dit moment wel. 80 Rijdt die eikel en ik kan er niet langs. Het mag wel, want het is een tweebaansweg en je kunt inhalen, maar de weg is te bochtig en mijn auto te oud voor snelle inhaalacties. Tot overmaat van ramp, naderen achter je twee hele grote koplampen met een kerstboom aan lampjes er om heen. Ja, u ziet hem al aankomen, de vlotte vrachtautochauffeur uit het oosten van het land. De lampen worden steeds groter en blijkbaar rijdt deze vrachtauto normaal, althans voor deze regionen en rijdt dus over de honderd. Het duurt niet lang of hij plakt op twee meter achter mij en vindt dat ik in de weg rij. Dat laat hij goed merken door met zijn grote licht te knipperen. Ik heb al vaker gedacht dat het blikveld van vrachtautochauffeurs niet verder reikt dan één auto voor zich en ook nu ziet die vent dus niet dat er een enorme vrachtauto voor me rijdt. Ik wordt pissig en roep: “eikel, ik kan er toch niet doorheen, blinde vink”. Dat lucht wel op maar helpt verder niets. Ik laat een paar keer mijn remlichten zien en daar schrikt hij zo van dat hij begint te toeteren. Kent u dat? Twintig over vijf in de ochtend en ik heb alweer een nieuwe vriend……        
       
Gelukkig gaan we nu de echte snelweg op. In ieder geval begint het met een A en heeft vier rijbanen. Ook daar vrachtauto’s maar daar let je niet meer op omdat je al je ogen nodig hebt voor een nieuwe categorie weggebruiker. Het is half zes en de monsterbusjes komen op de weg. Rijen busjes, afgeladen met slapende metselaars, timmerlui en  stratenmakers, met hun wang tegen het raam geplakt en een shaggie dat uit is gegaan, in hun mondhoek. U kent ze wel, spiksplinternieuwe Mercedes Vito bus, stinkend smerig, met aan het stuur een monster. Deze busjes hebben de merkwaardige en nare technische eigenschap dat ze alleen maar 165 km uur kunnen. Waar dan ook. Het monster achter het stuur heeft dan ook de grootste moeite de bus in bedwang te houden. In de bijzondere gevallen dat ik eens op de linkerrijbaan zit, zijn ze wel zo vriendelijk om je met lichtsignalen te attenderen op het feit dat ze er aan komen en dat ze er niets aan kunnen doen dat ze zo hard rijden. Ik ga dan maar weer aan de kant. Het is zes uur. Ik zit nog steeds op de A-snelweg en dat gaat nog wel even duren. Rond deze tijd komen de leasebakken in actie. De stropdassen in Volvo, BMW en Audi spuiten de snelweg op. In één rechte lijn van de invoegstrook naar de linkerbaan. Onder alle omstandigheden. Geklemd tussen een monsterbusje en vrachtauto, moet ik nu ook nog de stropdassen ontwijken. Ik doe mijn best, wijk uit naar rechts, rem hard, geef een dot gas en wijk weer uit naar links, kijk in drie spiegels tegelijk en hang een lekbakje onder mijn oksels. Moet toch eens kijken naar een deo die niet binnen anderhalf uur is uitgewerkt Deze moordmachines kunnen en gaan nog harder dan de busjes. De doorgewinterde stropdassen zitten strak voor zich uit te kijken en beloeren elkaar alleen met de ogen. Scheurend, toeterend en foeterend betreden wij gezamenlijk het westen van het land, de bewoonde en beschaafde wereld.        
       
Dit alles duurt ongeveer drie kwartier en dan wordt het pas echt feest. De secretaresses gaan op pad naar hun werk. Ineens tussen al die idioten die veel te hard en te dicht achter elkaar rijden verschijnen de Ford K’s. De dames hebben geen flauw benul dat er nog andere mensen op de weg rijden en komen zwierig de snelweg op. Vloekende stropdassen, toeterende vrachtauto’s en monsters met alle middelvingers omhoog kunnen de dames niet deren. De laatste hand aan het make-upfestijn wordt doorgaans in de auto gelegd, omdat ze gisterenavond net te laat naar bed zijn gegaan en vanmorgen net te laat opgestaan en net te weinig tijd voor de broodnodige plamuur hadden. De binnenspiegel wordt gebruikt om de mascara nog even bij te werken en de buitenspiegels hebben geen nut als je je zit op te maken. Misschien is het wel verstandig dat ze niet weten wat er om hen heen gebeurt. Ik geloof dat ik ineens weet waar die K voor staat……….        
       
Ik ben inmiddels verhuisd. Naar een huis in het westen, twintig kilometer van mijn werk. Ik doe er nu ook twee uur over om naar mijn werk te komen, maar de meeste tijd sta ik stil. Net als de vrachtauto’s, monsterbusjes, de Ka’s en stropdassen. Allemaal komen we stilstaand waar we zijn moeten. Het scheelt geen tijd en het scheelt geen stress, maar het gaat wel allemaal wat rustiger.

©Ghans Dorrebrein

vrijdag 2 juni 2017

Filometer

             Niets schokkends en niets nieuws. Ik rem net voor een paar stilstaande auto's op de snelweg, als op de radio Bram Sterk wordt opgeschakeld. Met zijn uiterst vermoeide stem vertelt hij mij dat de rij voor mij zo’n acht kilometer lang is. Ik kan er niet meer af.  Altijd nog beter dan de stem van Jon Bakker, die overdreven vrolijk de meest gruwelijke ongelukken weet te melden en de schrikbarendste lange files uitkraait. Ik raak niet uit mijn doen door de file. Ben wel wat gewend. Even denken hoe ik mijn tijd ga vullen. Eerst maar eens wat lui bellen. Als ik iedereen heb lastig gevallen en niemand meer weet, vraag ik mij af hoe lang de file nog is. Maar vooral hoe lang het nog allemaal duurt. Met mijn Iphone speel ik nog een spelletje Wordfeud en val nog wat mensen lastig met een tweet, totdat er achter mij wat mensen zenuwachtig worden omdat ik een gat laat vallen, van een autootje of tien. Ik sluit weer aan. Eén keer heb ik dat niet gedaan en wilde de toeteraars nog wat extra frustreren, maar toen begonnen ze mij over de vluchtstrook in te halen. En dat is niet leuk. Ik gooi m’n IPhone aan de kant en raak in overpeinzing. Opnieuw over fileduur…Wat heb ik er aan als Bram of Jon het aantal kilometers file noemt? Hoeveel auto’s zijn dat? Als er niet te veel mensen zijn die grote gaten laten vallen en er 5% vrachtauto’s tussen zitten passen er waarschijnlijk zo’n 140 in een kilometer. Meer dan 1000 dus in mijn geval. Nou dat weet ik dan en dan weet ik dus nog niks. De verveling slaat toe en ik type op de TomTom Monaco in. Binnen een mum van tijd verteld Juffrouw Jannie (haar koosnaampje) dat dit ruim 2000 km weg is en dat ik daar ruim 22 uur over doe. Inclusief de files. Na Wenen en Warschau probeer ik Australië, maar dat gaat op een of andere manier niet. Ik stop ermee. De tijd wil niet vlotten. Ik besluit mijn snelheid te meten. Deze ligt onder de 1 km per uur en ik moet dat doen met mijn horloge en de hm-paaltjes. Bram laat nog even gapend weten dat de file is aangegroeid tot 17 kilometer en het doet mij genoegen dat ik dus zeker aan de goede kant van het midden van deze file sta. Het troost mij niet echt. Bram zegt dat er een vrachtwagen op de rechterrijstrook met pech staat. Daar heb je tenminste wat meer aan. Maar nog niet alles. Weet je zeker dat er maar één baan over is? Of is het daar een achtbaansweg en wordt je ook over de vluchtstrook geleidt? Vast niet. Nee het is één baantje. Zo hebben wij dat nou eenmaal in Nederland. Ik overpeins mijn leven en dood daarmee ongeveer een kilometer file. Ik kom terug op de filelengte. tegenwoordig zie je boven de weg van die handige borden die aangeven hoe lang je er over doet om ergens te komen. Dat is inclusief de vertraging. Maar tenzij je op je forenzen route zit, weet je dan eigenlijk nog niets. Ja, wanneer je aankomt, maar niet hoe ver het nog is en ook niet hoelang je daar nou weer voor moet stilstaan. Want zo zit een automobilist nou eenmaal in elkaar. Hij rijdt liever twintig minuten dan dat hij stilstaat. Een zwevende file, die dus zo’n beetje 5 km per uur rijdt, is in de beleving van mensen dan ook veel minder ergerlijk dan  compleet stilstaan. Vooral als er boven je hoofd een bord staat die aangeeft dat je 50 mag. Wie dat bedacht heeft…? waarom niet gewoon het woord file? Ik probeer te komen tot een andere definitie van de wachttijd door medeweggebruikers. We weten de lengte van de file, we weten het aantal auto’s en we weten de vertraging. Wat we niet weten is de hoeveelheid ergernis die het oplevert. En we hebben daar ook geen maat voor. Let maar eens op: als u in een langzaam rijdende file zit van drie kilometer, dan is dat minder erg dan voor een open brug te staan en al die mastjes ziet uitsteken boven de kade, die er nog doorheen moeten. De open brug levert minder tijdsverlies op maar veel meer ergernis. Tijd dus voor een nieuwe maatstaf. De filometer.
Om daar te komen moet je om te beginnen het aantal kilometers nemen. dat vermenigvuldig je met de tijdvertraging en dat deel je dan weer door je irritatiegrens. Dat is een getal tussen 1 en 10 waarmee je aangeeft, hoe jouw irritatiegrens ligt. Op zich een hele berekening, want dat is je leeftijd gedeeld door je opleiding maal je levenshouding. Maar bij de meeste mensen komt daar een getal uit tussen de 4 en 7. Dat vul je in de formule in en daarna vermenigvuldig je het met het weer. Dat is op een schaal van 1 tot 5 van zonneschijn tot storm. Daarna deel je alles door je ochtendhumeur en vermenigvuldig je dat met het aantal nog af te leggen kilometers. dat is van belang, want een file aan het begin van je reis is erger dan aan het einde. En ten slotte vermenigvuldig je dat met de wortel van je bestemming, naar huis of naar je werk. Als alles uitgerekend is heb je een mooi getal. Daarbij geldt, hoe hoger het getal hoe minder irritatie. Dat is afgekeken van de gevoelstemperatuur. Hoe lager hoe vervelender. Als iedereen nu dit begrip gaat gebruiken, dan krijg je de volgende verkeersinformatie A 28 5 filometer, A50 3 filometer etc. Bram doet dat nog steeds zuchtend en Jon blèrt het uit, maar je weet wel waar je aan toe bent. Ik ga de filometer tot standaard verheffen.
Intussen staan er nog een twintigtal auto’s voor mij stil en zie weer van alles in beweging komen. Ik ben de file uit. Ik mijmer nog wat na, wordt daardoor bijna overreden door vrachtauto en met een wit gezicht kom ik op mijn werk aan. Hartstikke druk daar. Moet dit nog doen moet dat nog doen en ook nog op tijd weg vanavond, want het is vrijdag. Opschieten dus. Bij mijn tweede kop koffie was ik de file alweer vergeten. En mijn ergernis en mijn filometer. Opvallend hoe snel je een file weer bent vergeten. De filometer haal ik nog wel weer eens van stal. Misschien maandagmorgen. Maar nu eerst weekend.......!        
        



        ©Ghans Dorrebrein
         

BNR en ANWB Moordenaars


        Moordenaars? Hoe kom je daar nu bij mijn beste Ghans. Ik hoor het je zeggen. BNR Nieuws Radio is een commercieel clubje dat veel weet van, en veel geeft om geld, maar niet zit te wachten op iemands dood. En dan de ANWB. Helemaal lief en aardig en mensvriendelijk. Heeft soms wat moeite als ze partij moeten kiezen tussen een automobilist en een fietser, maar weet daar altijd wel charmant uit te komen. Een clubje uit de jaren 30 dat zich beetje bij beetje probeert te moderniseren. In elk geval geen moordenaars, toch?
Toch wel….!
    
In Nederland zijn er snelheidslimieten op alle snelwegen. In Duitsland bijna niet. Ik woon gedeeltelijk in Duitsland en vind het heerlijk om over de Duitse autobanen te scheuren. Ik rij dan 175 (max. voor mijn auto), maar word dan nog geregeld weggedrukt door een glimmende Merc of BMW. Dat lijkt raar, maar ik vind het heerlijk. Ik kan niet wachten tot ze weer beginnen te knipperen achter mij. Die vrijheid van snelheid, geweldig.
Het is vervelend, maar in Nederland zijn ze dus verstandiger als het om snelheid gaat. 130 is het maximum maar vaak is het 120 en nog vaker 100. Helemaal niet leuk dus.
Ik luister vaak naar BNR, alleen de laatste tijd zijn er wel veel herhalingen. Door de crisis denk ik. Maar dan luister ik ook meteen naar het nieuws, wat ze daar overigens news update noemen. Nou ja, mag van mij. Achter de news update komt het weer en verkeer, met de flitsers. En daar zeggen ze doodleuk waar alle flitsers staan in Nederland. Je kunt ze doorgeven per telefoon en je kunt ze ook weer afmelden als ze weg zijn.
BNR zegt dat de politie het goed vindt. Zelf kondigt de politie ook vaak aan waar er wordt gecontroleerd op snelheid. Heeft te maken met bekendheid van het fenomeen, heb ik mij uit laten leggen. Maar het helpt natuurlijk geen zier als je álle flitsers weet te staan. Dan kun je je er gemakkelijk op aanpassen. Ook ik doe dat. Als ik weet dat er eentje staat, terug met die voet.
Op de een of andere manier is het een soort van nationale sport geworden. De politie tegen de mobilisten.
Maar laten we even naar de kern terug gaan. Waarom is dat eigenlijk, die snelheidscontrole? Ik hoor het wel eens zeggen: die hoge heren willen Jan met de Pet lekker pesten en financieel uitkleden. Kan misschien wel waar zijn, maar in dit geval gaat het ook om iets anders: Het milieu en het aantal verkeersdoden. Je kent Ghans, dus we gaan het nu effe niet hebben over het milieu, maar wel over de verkeersdoden. Hooggeleerden hebben uitgerekend dat elke kilometer dat de Nederlandse automobilist langzamer rijdt, elk jaar drie doden scheelt. En andersom, voor elke kilometer dat we met z’n allen te hard rijden, komen er drie doden bij. Het is nog wel iets complexer, met een exponentiële verhoging, maar voor dit verhaal is drie doden per kilometer wel even goed genoeg.
Ik moet naar de tandarts. Ik hoor weinig mensen die er fluitend heen gaan, en de meeste mensen hebben er zelfs een afschuwelijk hekel aan. Maar ze gaan uiteindelijk toch bijna allemaal wel. Nu kun je tegenwoordig bij de ANTB (de Algemene Nederlandse Tanden Bond), speciale hulsjes kopen. Die doe je over je tanden en kiezen en deze zien er dan weer als nieuw uit. Ongeacht hoeveel gaten er dan ook in je tanden zitten. Ze zijn zo goed dat zelfs de tandarts het niet kan zien en onmiddellijk je gebit als perfect verklaart. Je loopt fluitend de deur uit, zonder boren, vullen of zenuwbehandeling. Hoesjes er weer af en gewoon weer door knagen op kaneelstokken en zuurtjes. De moraal? Je hebt jezelf ermee. Je schiet zogezegd in je eigen voet.
En zo doen we dat dan ook met de flitsers. Even gas terug bij hectometerpaaltje 21.3 op de A6 en daarna weer terug naar je normale 140 km per uur. Hupsakee, weer 60 verkeersdoden er bij. Ja, ja want daar gaat het om.
Teruglezend heb ik toch ernstig de neiging om jullie even te vertellen dat ik niet de braafste braverik van Nederland ben. Een altijd zich aan de snelheid houdende nette burger. Dat is dus helemaal niet zo. Ik weet ook niet waarom ik mij nu op voorhand verdedig. Ik wil alleen dat jullie ook inzien dat het een soort nationale volkssport is om de flitsers te omzeilen en wat dat dan betekent.
En dan nu de clou: BNR en de ANWB zorgen er voor dat wij in Nederland precies weten waar er wordt gecontroleerd. En je hebt het vast wel eens gehoord: “ze staan daar en daar met een lasergun, dus let extra op uw snelheid” . Daarmee wordt de rest van Nederland, zo’n beetje als vrijplaats voor te hard rijden verklaard. BNR creëert om de flitsers heen een racebaan en als we nu nog even kijken naar de statistieken, kun je dus zeggen dat BNR en de ANWB rechtsreeks verantwoordelijk zijn voor een flink aantal verkeersdoden. Moordenaars dus…! Nu zullen advocaten en rechters wel zeggen dat het anders heet: dood door schuld of iets dergelijks, maar dat is allemaal geneuzel en gemiereneuk. Ik noem het gewoon moordenaars.
Met de groeten van 
   
 ©Ghans Dorrebrein

Verkeersongeval


Ik knal tegen de vangrail stuiterde weg, kwam op het andere wegvak terecht, stuurde tegen, slipte, kwam weer terug op mijn weghelft, maar dan omgekeerd, raakte met de achterkant van mijn auto een boom, vloog daardoor weer de andere kant op, raakte een vrachtauto in de flank en sloeg over de kop. Kwam weer op mijn wielen terecht en ineens stond ik stil tegen een lantaarnpaal. Zoef zeiden de airbags en alles was zwart. Kortom, Ghans had een ongeluk gehad.
Zelf weet ik het maar tot de eerste ontmoeting met de vangrail, want de rest heb ik niet echt meegekregen, maar omstanders hebben mij mijn route verteld. Ik had veel botjes en botten gebroken en gekneusd, maar niets wat blijvende schade zou opleveren. Ik mocht dus na zes weken ziekenhuis en drie maanden revalidatiecentrum weer naar huis. Nog wel in een rolstoel, maar ik mocht naar huis.
Mijn vrouw, die lieverd, had al die maanden niet gesproken over de schuldvraag. De politie wel en die zei dat ik niet had opgelet. Want: het regende niet, het was niet donker, de weg was in orde, de auto verkeerde in goed staat van onderhoud, de remmen hadden niet geweigerd, enfin ik was de Sjaak. Gelukkig zat ik handsfree te bellen ten tijde van het ongeval.

Maar ik was nog geen uur thuis of mijn vrouw, die lieverd, begon er over: “Als jij nou niet zat te sms-en tegelijk brood te eten, naar de radio te luisteren en te bellen, dan was dat allemaal niet gebeurd.”
“Lieve pop, ik ben een ervaren chauffeur, ik rij al 23 jaar probleemloos auto. Het kan toch een keer gebeuren?”
“Een keer gebeuren? Ik heb al zo vaak met jou achter het stuur bijna ongelukken meegemaakt, dat je gewoon stomweg geluk hebt gehad al die tijd”
Ik hield op met het gesputter, want ze had natuurlijk gelijk. Ik deed dat ook allemaal onder het rijden: bellen, sms-en, notities maken, boterham eten, patatje met mayo eten, even op mijn iPad, sigaretje rollen en opsteken, maar ja, wat wil je, met zo’n drukke baan en veel reizen. Dan ga je dat praktisch invullen.
Na nog twee maanden thuis mocht ik eindelijk weer aan het werk. Een beetje dan. Die Goof die ze in plaats van mij tijdelijk hadden aangenomen, had er niet veel van gebakken. Veel van wat ik bij de klanten al die jaren heb opgebouwd is tot op zekere laagte verprutst. Ik heb dus wat te doen.
De artsen adviseerden mij een gesprek met een psycholoog en een rijles, voordat ik weer achter het stuur ga zitten, maar daar zie ik niets in. Ik kan heus wel rijden en ben niet bang.

En nu is het dus zover, ik rijd weer. Nu met twee handen aan het stuur, beetje witte knokkels van het gespannen rijden en wat zweet op het voorhoofd. Schrikkerig van alles wat oversteekt en schichtig kijkend naar bomen, lantaarnpalen en vangrails. Echt relaxed dus niet.
Telefoon uit, radio uit, iPad weggestopt, thuis voor die tijd gegeten en geen sigaretje roken. Ik was echt serieus en gefocust aan het auto rijden. En gek hé, dat maakte mij wel wat rustiger.

Nu doe ik niet anders, ik maak er een sport van om geconcentreerd auto te rijden en niets anders te doen. En het is zo lekker om alles volgens het boekje te doen. Precies op het juiste moment de richtingaanwijzer aanzetten en weer uit. Nooit meer over de of op de streep rijden. Doorlopend in mijn spiegels kijken en opletten, opletten opletten.
Ik rijd heerlijk, maar wordt er doodmoe van en het kost mij zeeën van tijd. En het is doodstil in de auto.
Na een week zette ik toch maar een muziekje op. Er is een actie van mijn vakbond aan de gang, dus toch maar even het nieuws aangezet en toen was er een interessant interview met een schaakgrootmeester en toen nog wat en nog wat. Kortom ik heb de radio weer de hele tijd aan.
Maar ik rij nog altijd gefocussed en veilig.Vanmorgen was ik een beetje laat, dus heb mijn boterhammen in een zakje gedaan en meegnomen. Stop ik wel even onderweg en kan ik gelijk een sigaretje roken.
Rottige file! Nou ja, kan ik mooi mijn boterham opeten, hoef ik daar niet speciaal voor te stoppen.
Ik zet mijn telefoon aan, want ik moet natuurlijk bellen dat ik later kom door die file. Meteen drie berichten, dus die bel ik gelijk maar even terug. Ik sta toch stil. De file lost op, ik ga rijden en ik bel nog steeds.
WTF denk ik en weg zijn al mijn goede voornemens.
Nu na twee weken en drie dagen 'netjes' rijden doe ik in één dag alles weer als vanouds in de auto. Geen tijd meer om richtingaanwijzers aan te zetten of in spiegels te kijken, want ik moet wat opzoeken op mijn iPad. Ik  SMS me gek en rijd over lijnen en gelukkig toeteren tegenliggers wel even als ik zit te sms-en en daardoor bijna spookrijder ben.
Ghans 2 punt nul…..

© Ghans Dorrebrein

It takes 21 days to form a habit, and one day......




Medemobilsten verraders

   
De moderne technieken combineren is vaak leuk en geeft verrassende mogelijkheden, maar kan ook op een heel vervelende manier uitpakken. Vooral daar waar ambtenaren beginnen na te denken en helemaal vooral als zij het zichzelf nog makkelijker kunnen maken.        
       
Neem nu de nieuwe aanpak om bumperklevers en snelheidsmaniakken aan te pakken. Dat doen we (de politie) natuurlijk al op diverse manieren. We hebben natuurlijk de klassieke flitspalen, de afgekeurde politieagenten met hun cameraatje op statief, de trajectcontroles, de lasergun (wat een woord zeg) en, dat is nieuw, de  mobiele surveillances. Deze zijn onopvallend. Zeggen ze en denken ze. De moderne automobilist kan er allang mee omgaan. Het is leuk om dat te bekijken. Je kunt gewoon zien dat iemand aan het inschatten is of het om een mobiele surveillance gaat. Zit er maar één persoon in de auto? Gassen. Zitten er kinderen in de auto? Doorknallen. Zitten er twee mannen van middelbare leeftijd in de auto? Oppassen! Hebben ze een politiesnor? Uitkijken en langzaam passeren. Ten slotte, kijken ze als “nogmaartweejaarvoormijnpensioen”? Dan weet je het zeker en til je je rechtervoet een behoorlijk stuk op.
       
De meeste automobilisten kunnen de mobiele surveillance wel herkennen en dat weten inmiddels de politiechefs ook. Daarom is er flink wat denkwerk verzet en is er bedacht dat de beste controleurs de automobilisten zelf zijn. Je kunt je hiervoor opgeven en er wordt een apparaatje in je auto gebouwd, de in de volksmond genoemde traitor.
       
Hoe werkt het. In de auto zit een GPS-ontvanger en daarmee kun je de eigen snelheid van het voertuig meten en achterop zit een sensor die afstand meet met de achterligger. Bij elke snelheid in stappen van 10 kilometer hoort een bepaalde minimale afstand. Bij te weinig afstand wordt er een foto genomen van het kenteken en deze foto wordt met de rijgegevens via het mobile telefoonnet doorgegeven aan de centrale verraadregistratie. Daar worden de gegevens gecontroleerd, de naam gezocht bij het kenteken en dezelfde dag nog een acceptgirokaart verzonden. Kassa… De politie kan lui achteroverhangen en toucheren.
       
Voor de snelheidscontrole werkt dat anders. Drie camera’s maken een doorlopende film, ten eerste op de baan waar de auto zelf rijdt en de andere twee camera’s naar de linker en rechterbaan. Aan de camera zit een soort radartje die de snelheid meet van de passerende auto en deze vergelijkt met de eigen snelheid. De satellieten kijken minzaam waar je rijdt en de plattegrond in het speciale navigatiesysteem geeft aan wat de toegestane snelheid is op dat deel van de weg en ziedaar, met deze gegevens hebben we genoeg om, ook weer via GSM, de dader een vette prent te geven. Nadeel is dat tijdelijke snelheidscontroles, zoals bij wegwerkzaamheden, niet op de kaart staan en daar heeft de snelheidsovertreder dus geluk. En passant pakken we natuurlijk wel even de rechtsinhalende medemens mee. Er zit immers ook een naar rechts gerichte camera.
       
Als dan de acceptgirokaart op de deurmat valt en je gelooft er allemaal niets van, kun je het terugkijken. Ja verdomd als het niet waar is. Op de acceptgirokaart staat ook een internet-adres en een inlogcode. Met deze voor jouw speciale code, kun je je filmpje nog eens terugkijken. Onze eigen politie-u-tube. Of natuurlijk de foto van het bumperkleven. Grappig, hoor.

Dit systeem gaat zeker goed werken en het lijkt succesvol te worden. Het is wel interessant te weten wat voor type mens zo’n apparaat nu in zijn auto laat bouwen. Ben je geboren verklikker? Was je vader fout in de oorlog? Of is het je te doen om geld? De vergoeding van de politie is ontheffing van wegenbelasting, dus daar wordt je niet rijk van, al scheelt het wel. Zijn het mensen die zelf niet hard durven te rijden? Of hebben ze geen snelle auto en zijn jaloers? Er moet toch iets zijn. De laatste die ik hoorde vertelde mij dat hij het deed uit maatschappelijke verantwoordelijkheid. Daar zit iets in. Maar bij hem geloofde ik dat niet.
Een ander aspect is natuurlijk de ontdekking! Ik weet niet of het kan, maar stel je voor dat je medemobilist ontdekt dat jij zo’n ding in je auto hebt. Van de meeste heb je niets te vrezen, maar die Golfjes met petjes zouden best eens vervelend kunnen gaan doen. Om nog maar te zwijgen over de zware criminelen, die echt niet graag willen dat jij ze zomaar overal loopt te filmen. Denk daar eens over na, maak het verhaal af en kleur de plaatjes…
In ieder geval hoef ik niet zo’n dingetje in mijn auto. Niet omdat ik geen verrader wil zijn of bang ben voor ontdekking. En niet omdat ik de verkeersveiligheid geen goed hart toedraag. En ook niet omdat ik geen geld wil verdienen. Ik wil het gewoon niet. Het voelt niet goed aan. Het zit in mijn onderbuik. Wat mij betreft hebben we gewoon flitspalen, laserguns en dat soort dingen, want daar zit tenminste nog het sportieve element in. De jager en de prooi. Zo zit het al sinds de oertijd in onze hersenen. Dat moet je niet willen veranderen. Scheuren en op tijd afremmen als je blauw ziet. Zo hoort het. Zo is het altijd geweest en zo moet het blijven. Rijdt voorzichtig!

© Ghans Dorrebrein